Schaak regels

Schaken is een leuk en leerzaam spel dat over de gehele wereld door miljoenen mensen gespeeld wordt. Het spel heeft een lange historie en er is ontzettend veel te lezen over het spel. Er zijn vele taktieken bedacht en alle soorten spelsituaties zijn zo wel eens gedocuenteneerd. Anders dan bijvoorbeeld bij kaartspellen als Texas hold em of Omaha hold em komt er als je goed kunt spelen vrijwel geen geluk of bluf bij dit spel kijken en is het een puur spelkennis spel. Het spel heeft heel veel regels waar je rekening mee moet houden die in het begin erg moeilijk kunnen zijn. Er zijn verschillende speelstukken, die allemaal op een andere manier bewegen. Wij hebben geprobeerd om de basisregels eenvoudig voor jouw uit te leggen.

Schaken is een bordspel

Het spel schaken wordt op een bord gespeeld, tussen 2 spelers. Een speler is de witspeler en heeft witte speelstukken, de ander is de zwartspeler welke met zwarte speelstukken speelt. Bij het schaken is het de regel dat de witspeler altijd begint. Wit zet dus de eerste zet, waarna zwart volgt. Zo blijf je om en om door gaat tot de koning is geslagen.

Belangrijkste basisregels van het schaken

Alle zetten die gedaan worden, blijven op het bord. Je mag niet over andere stukken heen springen. Hierop is echter wel één uitzondering. Het paard mag wel over speelstukken springen, zowel over de eigen stukken als de stukken van de tegenstander. Elke beurt moet je een zet gebruiken, het is niet mogelijk om te 'passen'. Het verschil met het spel dammen is dat je niet elke beurt hoeft te slaan, je kunt dus ook gewoon je stuk verzetten. Slaan is het stuk van je tegenstander van het bord afspelen. Wanneer je een stuk van je tegenstander hebt geslagen, mag jij op het veld van het geslagen stuk gaan staan. Een hele belangrijke regel bij het spelen van een schaakspel is: aangeraakt is zetten. Als je een stuk hebt aangeraakt, moet je daarmee je zet uitvoeren.